Cler. Luik, A. 1534-1544 (1531-1550) Den Bosch Simon Bax, Symon Bacx was een zoon van Jan Bax (nr.27). Hij werd op 25 februari 1514 als Simon Bax de Buscoducis aan de universiteit van Leuven ingeschreven bij de "pauperes lilienses". Pas omstreeks 1527 komt hij - zonder meestertitel - weer voor in Den Bosch waar hij als klerk op de secretarie werkzaam was. Net als zijn vader combineerde hij deze functie met een aantal rentmeesterschappen. Tussen 1527 en 1535 was hij bijvoorbeeld rentmeester van de broederschap van het Heilig Sacrament en ontving hij voor het tripliceren van de vierjaarlijkse rekening tweemaal twee gulden. Hij was tevens rentmeester van de O.L.V.-broederschap van 1529, toen hij ook gezworen broeder werd, tot 1547. Van 1531 tot 1545 was hij rentmeester van de kerkfabriek van de St.Jan. Volgens Cuperinus was hij was in 1531 inmiddels opgeklommen tot griffier van de Bossche schepenbank. In deze hoedanigheid maakte hij tussen 1533 en 1540 ook enkele malen deel uit van stadsdelegaties, onder meer naar Turnhout en Den Haag. Uit de stadsrekeningen blijkt dat hij ook de taal van het Brusselse hof, het Frans, goed beheerste. Zo maakte hij in 1533/34 op verzoek van de drie leden van het stadsbestuur voor 10 stuivers een vertaling van een "propositie te hoeve gedaen [ende] in Walschen overgebracht, hoe wel dat onbehoerlijck is; ende die gedeputeerden mits groeten haest nyet en konsten te hoeve in Duytschen gecrygen, soe zij seyden". Het zou niet de laatste keer zijn dat een beroep moest worden gedaan op Simons kennis van de Franse taal. Van Simons hand zijn slechts enkele notariële akten bewaard die alle dateren van na 1531, sinds welk jaar hij in zijn onderschrift vermeldde dat hij bijden Raide van Brabant geadmitteert was. Alleen een door hem gecollationeerd afschrift van een schepenakte uit 1527 dateert waarschijnlijk van vóór zijn admissie. In 1544 volgde hij zijn vader op als rentmeester der domeinen in het kwartier van Den Bosch. Hij behield deze functie tot aan zijn dood. 1) In 1533 kocht Simon twee huizen achter het Wild Varken of aan de Zijle, welke huizen volgens Van Sasse van Ysselt aan de huidige Wolvenhoek lagen. Later voegde hij daar nog een huis aan toe. Hij trouwde tweemaal. Zijn eerste vrouw heette Peterken en was een dochter van de stadssecretaris meester Claes Kuyst en van Mechtelt Jan Witmery. Jan Witmery was in 1470/71 als schepen van Den Bosch overleden en had ook een dochter Lysbeth gehad die getrouwd was geweest met meester Henrick Pelgrom, stadssecretaris en vader van meester Peter Pelgrom (nr.309). Na Peterkens dood hertrouwde Simon Bax met Mariken, dochter van meester Raes Raessen, doctor in de medicijnen en raadsheer van Den Bosch, en van Sophie van Vucht. Mariken was daarvóór getrouwd geweest met Wynand Pauwels Wynands van Resandt, van wie ze een aantal kinderen had. Toen Simon op 7 mei 1550 overleed liet hij zelf geen kinderen na. Bij de zetting van 1552 werd die weduwe Symon Bacx met hueren kynderen aangeslagen voor een bedrag van 40 Carolusgulden. Haar financiële draagkracht werd daarmee nog hoger ingeschat dan die van haar schoonvader Jan Bax. Deze moest 30 Carolusgulden betalen, terwijl haar zwager Jacop Bax zelfs "maar" op 15 Carolusgulden werd getaxeerd. De weduwe Bax behoorde daarmee tot de rijkste 4 procent van de stad. Kort na Simons dood moet ze voor de derde maal zijn getrouwd want al op 3 maart 1553 blijkt ze samen met haar nieuwe man meester Reyner Swijn betrokken te zijn in een proces tegen de weduwe van Jan Bax "ter cause van zekeren contract opt ontfangerschap ons heeren des keysers, tusschen den voirscr. Jannen Bacx ende saligher Symon Bacx, beyde inne heurder tijt rentmeesteren int quartier vanden Bosch, gemaict". Meester Reyner Gerarts Everswijn, zoals hij voluit heette, werd door de katholieke historieschrijver Voicht geclassificeerd als een aartsketter, en ook Jacop Bax legde in 1567, toen hij door commissarissen van de koning werd ondervraagd, de oorzaken van de religieuze twisten in Den Bosch hoofdzakelijk bij hem. Meester Reyner was toen uitgeweken naar Breda maar zou later naar Den Bosch terugkeren. Hij was één van de schepenen die in 1579 kozen voor aansluiting bij de Unie van Utrecht. 2)
|
Noten | |
1. | Schillings, Matricule, III 485 nr.273; GAH, OA B35 (1528/29), B38 (1531/32), B39 (1532/33), B40 (1533/34), B41 (1534/35), B45 (1538/39), B46 (1539/40), B50 (1543/44) t/m B55 (1548/49); GAH, THG - (18 jan.1534); GAH, BHS 37 (1527/35); OLVB 52, band 15, rekeningen 1529/30 t/m 1546/47 (rubriek alrehande saken); Glebbeek, "De kerkfabriek", 199; Hermans, Verzameling, 105 (griffier); Ook meester Marten de Greve zou in deze tijd griffier zijn geweest, maar zijn benoeming was omstreden, zie: Van Dijck, "Meester Martinus Grevius", 66; Jacobs, Justitie, 77; Van Zuijlen, Inventaris, 470 (1530/31: pensionaris), 497 (1533/34: secretaris); GAH, GG 1893 (1536, 1537, 1539, 1544), 2205 (23 okt.1527); ABH, ZZ 330 (19 febr. 1543); Verreyt, "Iets over Johan, Paulus en Marcelis Bax", 626-627; Boeree, De kroniek, 480-481; Sterfjaar: OLVB 49, fo.36v (1549/50); OLVB 52, band 15 (1549/50, uitvaart: 10 mei 1550); Gachard e.a., Inventaire, II 96 (rekeningen t/m sept.1550); Vgl.: GAH, OA B55 (1548/49: overleden); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 151-152 (sterft 7 mei 1549). |
2. | Van Sasse van Ysselt, De voorname huize, I 246, II 72-75, 151-152, 247, III 248-249 (broers en zusters van Peterken Kuyst); GAH, RA 1349, fo.148r-v (24 mei 1548); Van Sasse van Ysselt, "Genealogie", 3; Jacobs, Justitie, 266, 268-270; GAH, OA B59 (1552/53: Kerkstraat) (Vgl.: Blondé, De sociale structuren, 188-190, 201); Boeree, De kroniek, 481; Hermans, Verzameling, 438 ("homo apostata, archihaereticus et perjurus, capitalis hostis papistarum"). |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschSimon Bacx, jansz.Raed ende Rent= meester vanden Hertog van Bra= bant St:1550.7.Maji | 88v |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 53
Jan van Oudheusden en Harry Tummers, De grafzerken van de Sint-Jan te 's-Hertogenbosch (2010) II. 501
L.P.L. Pirenne, 's-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht (1959) 21, 22, 36n, 75, 102, 140, 141, 166, 185
Anton Schuttelaars, Heren van de raad (1998) 125n, 271, 322, 323, 373, 376, 407, 460, 494
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 332n